Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Info & Tools

Gerechtsdeurwaarder, een beroep dat niet gesanctioneerd kan worden? Analyse van de laatste uitspraken in tuchtzaken. (OKTOBER 2020)

We hebben onlangs kennis genomen van 3 interessante uitspraken in tuchtklachten tegen gerechtsdeurwaarders. Het betreft klachten die we zelf hebben ingediend of die particulieren of partnerverenigingen aan ons hebben meegedeeld. De 3 uitspraken werden gedaan in 3 verschillende stadia van de procedure. We delen ze met u via deze Nieuwsbrief.

Als orgaan voor juridische bijstand wordt het Steunpunt vaak geraadpleegd door bemiddelaars die twijfelen aan de wettelijkheid van een schuld, een kost of een handeling van een gerechtsdeurwaarder.

Om een rectificatie van het dossier te verkrijgen, moet de zaak normaal gesproken voor de rechter gebracht worden. (Voor meer bijzonderheden, raadpleeg ons artikel van oktober 2019). Echter, door het bijzondere karakter van de dossiers en/of de vastgestelde inbreuken waren we soms genoodzaakt klacht in te dienen bij de tuchtcommissie van gerechtsdeurwaarders.

Jammer genoeg is deze procedure allesbehalve gemakkelijk en vertoont ze tal van tekortkomingen. En wij zijn niet de enigen die klagen over deze gebreken. Soortgelijke geluiden zijn te horen in kringen van de actoren die betrokken zijn bij de procedure, zoals de ontvanger van de Nationale Kamer (in het artikel van het Bulletin Juridique de l’Exécution), de voorzitter van de Franstalige Unie van Gerechtsdeurwaarders (idem) of de rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg (in zijn vonnis van 10/08/2020 zoals uiteengezet in het volgende artikel).

Hierbij 3 uitspraken die vrij illustratief zijn omdat ze gedaan werden in 3 verschillende stadia van de procedure :

  1. Op het niveau van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders die beslist of de zaak al dan niet kan doorverwezen worden naar de Tuchtcommissie
  2. Op het niveau van de Tuchtcommissie
  3. Op het niveau van de Rechtbank van eerste aanleg waar beroep kan ingesteld worden tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie. (wat zeker zal gebeuren wanneer een deurwaarder veroordeeld wordt).

1° Uitspraak van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders van 01/09/2020

Deze uitspraak gaat over 9 klachten die waren ingediend door het Steunpunt tegen één en hetzelfde deurwaarderskantoor in Brussel, waarvan 7 in 2018 en 2 in 2019. De Kamer heeft gevolg gegeven aan bijna alle grieven die werden aangevoerd voor de dossiers van 2018 en deze doorverwezen naar de Tuchtcommissie.

Het aangevoerde grief betreft het aanrekenen van onrechtmatige kosten en de accumulatie van onnodige uitvoeringsmaatregelen waardoor de kosten alleen maar hoger oplopen (schending van de plicht tot integriteit, nauwkeurigheid en onpartijdigheid).

Wat de deurwaarder werd verweten in 3 situaties:

  • De deurwaarder bleef nieuwe verkoopdagen vaststellen ondanks hun opeenvolgende mislukkingen, de afwezigheid van een effectieve verkoop en de bekende staat van insolventie.
  • De deurwaarder betekende meerdere beslagleggingen aan dezelfde schuldenaar op dezelfde dag met als reden dat het om verschillende schuldeisers ging.
  • Ondanks betaling na dagvaarding van het overeengekomen saldo en binnen de vereiste termijn, heeft de deurwaarder de zaak toch op de rol gezet en kwijtings- en inningsrechten gevorderd.

Wij houden u op de hoogte van het verdere verloop van deze zaken.

Daarentegen heeft de Tuchtcommissie de 2 klachten uit 2019 naar de prullenbak verwezen op grond dat het herhaalde karakter van de inbreuken niet bewezen was en dat de fouten gecorrigeerd werden en geen schadelijke gevolgen voor de schuldenaar hadden.

In een van de gevallen had de deurwaarder de procedure voortgezet ondanks het feit dat een betalingsplan toegekend was en nageleefd werd. Hij had de kosten in kwestie echter geannuleerd bij de 1ste klacht. De Kamer oordeelde dus dat de fout gecorrigeerd was en geen gevolgen had gehad, zodat hier een tuchtsanctie niet aangewezen was.

In het andere geval had de deurwaarder simpelweg dezelfde afrekening zonder uitleg teruggestuurd als antwoord op een verzoek om inlichtingen van een schuldbemiddelaar. De Kamer herinnerde eraan dat de deurwaarder verplicht is om zijn opdrachtgever te raadplegen bij een aannemelijke betwisting zoals hier het geval was. Het terugsturen van dezelfde afrekening zou erop kunnen wijzen dat hij in die verplichting was tekortgeschoten, maar aangezien het dossier vervolgens gesloten werd, oordeelde de Kamer dat er geen bewijs was dat de deurwaarder niet aan zijn verplichting had voldaan.

Deze 2 afwijzingen bevestigen het feit dat er sprake moet zijn van een herhaalde fout om een tuchtsanctie te kunnen opleggen. De fout moet ofwel gemaakt zijn in meerdere dossiers, ofwel meerdere malen in hetzelfde dossier.

.

2° Uitspraak van de Tuchtcommissie van 13/03/2020

In deze zaak had het GILS, referentiecentrum voor schuldbemiddelaars van de regio Luik, klacht ingediend tegen een deurwaarderskantoor dat in de minnelijke fase tal van kosten vorderde, die normaal zijn voorbehouden aan de gerechtelijke fase, en dit krachtens een beding van de Algemene Voorwaarden van de schuldeiser die dergelijke praktijk toelaten.

Het betreft een welbekend beding dat tot doel heeft het wettelijk verbod, opgelegd aan derde uitvoerders (deurwaarder – advocaat – incassobureau) om hun invorderingskosten in rekening te brengen bij de schuldenaar zolang de schuld niet bevestigd is in een uitvoerbare titel, zoals een vonnis, te omzeilen. Volgens de Commissie voor onrechtmatige bedingen moet dit soort beding als onwettig beschouwd worden.

De vraag die zich dus stelt, is of de deurwaarder, die als gerechtelijk bemiddelaar onderworpen is aan een zekere beroepsethiek, al dan niet de verplichting heeft om te weigeren dit beding toe te passen, dan wel zich niet moet bekommeren om de wettelijkheid van de algemene voorwaarden van zijn cliënt, waardoor de schuldenaar gedwongen zou zijn naar de rechter te stappen om deze te betwisten.

Er stond natuurlijk veel op het spel vanuit financieel oogpunt aangezien veel mensen liever betalen dan naar de rechter te stappen en de meeste dossiers afgehandeld worden buiten de rechtbank om. De toepassing van dit beding stelt de deurwaarder in staat om aan zijn afrekening tal van kosten toe te voegen die hij in de meeste gevallen zonder betwisting zal ontvangen.

In deze was de Tuchtcommissie van mening dat de deurwaarder niet verplicht was “om de wettelijkheid van een strafbeding te beoordelen” en dat hij “geen rechter van zijn tegenwerpbaarheid” was. Ze valideert dus volledig de verwarring die door dit beding gecreëerd wordt tussen de minnelijke fase en de gerechtelijke fase, waardoor de deurwaarder a priori onwettige kosten kan eisen. Dit verbod was nochtans het wezen van het werk van de deurwaarder in de gerechtelijke fase en de basis van de bescherming van het beroep.

De rol van de deurwaarder tijdens de minnelijke fase wordt dus herleid tot een rol van loutere uitvoerder en verliest volledig zijn hoedanigheid van “bemiddelaar en onpartijdige bewaker van de rechten van de schuldenaar en de schuldeiser“, waar de Kamer nochtans vaak mee uitpakt.
De argumenten van het GILS werden zonder al te veel uitleg van tafel geveegd ondanks het feit dat ze gebaseerd waren op een richtlijn van de Nationale Kamer, richtlijn 2013/001, die de deurwaarders oplegt om een plicht tot integriteit en onpartijdigheid na te leven tijdens de minnelijke fase. (zie ons artikel van 2015)

Hierna vindt u de uitspraak van de Tuchtcommissie (alleen in het Frans) :

Décision de la Commission disciplinaire du 13/03/2020

Het dient opgemerkt dat het Steunpunt in februari 2018 7 klachten over dezelfde problematiek had ingediend bij de Arrondissementskamer van Brussel. Na tweeëneenhalf jaar hebben we, ondanks talloze herinneringen en het aanspreken van de Nationale Kamer, nog steeds niet het minste antwoord in deze dossiers ontvangen.

Voor zover we een duidelijk standpunt van de sector van deurwaarders over deze praktijk verwachtten, zijn we eraan voor de moeite. Hoewel de Nationale Kamer het zich permitteerde om deze praktijk officieel te veroordelen, maar ondertussen wel niets doet om ze te verhinderen, moeten we vaststellen dat ze deze duidelijk bekrachtigt, en daarbij dus het efficiënte laat primeren boven het ethische.
Anderzijds hoeft ons dit niet echt te verrassen want deze houding levert een groot voordeel op voor deurwaarders in een deel van hun opdracht waar ze concurreren met advocaten en incassobureaus.

.

3° Uitspraak van de Rechtbank van eerste aanleg van Brussel van 10/08/2020

Op 17/09/2014 had een schuldbemiddelaar klacht ingediend voor onwettige invorderingskosten in de minnelijke fase en niet-nakoming van de plicht tot duidelijkheid en nauwkeurigheid (de bedragen in de afrekeningen veranderden zonder dat hiervoor enige verklaring werd gegeven). Op 30/8/2017 riep de Tuchtcommissie de deurwaarder tot de orde maar deze stelde onmiddellijk beroep in bij de Rechtbank van eerste aanleg van Brussel. (Voor meer details, zie ons artikel van 2017.)

Op 10/08/2020, dus bijna 6 jaar na de indiening van de klacht en 3 jaar na de veroordeling, deed de Rechtbank uitspraak en ging zonder meer over tot het ANNULEREN VAN DE SANCTIE DIE WAS OPGELEGD AAN DE DEURWAARDER. De rechtbank erkende de fout die de deurwaarder had gemaakt maar stelde dat ze geen repetitief karakter had, waardoor een sanctie niet aangewezen was.

De afloop van dit dossier is natuurlijk teleurstellend voor ons omdat ze eens te meer de straffeloosheid van deurwaarders die in de fout gaan tot regel maakt. Toch kunnen we er een aantal lessen uit trekken

1° De rechter bevestigt dat het beroep niet gericht mocht zijn tegen de Nationale Kamer, noch tegen de klager. Immers, het doel van de procedure is om een sanctie op te leggen aan de beklaagde zoals het geval is in een strafrechtelijke procedure. Welnu, in het strafrecht vindt de zaak plaats tussen de Staat-“de aanklager” (via de procureur) en de beklaagde; de “slachtoffers” die aan de basis liggen van de procedure zijn geen partijen, zodat het beroep tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie niet gericht mocht zijn tegen de slachtoffers, maar tegen de aanklager.

De wet tot invoering van de tuchtprocedure preciseert echter niet wie de rol van “aanklager” moet spelen. Daarom verzoekt de rechtbank de Tuchtcommissie om in de toekomst de procureur des konings uit te nodigen op elk van haar zittingen om de plaats van “aanklager” in te nemen.

Dit deel van de uitspraak heeft als voordeel dat de klager (en de NKGB) beschermd wordt(worden) tegen een eventuele veroordeling. Tegelijkertijd sluit ze hem echter uit van het proces door hem het recht te ontzeggen om een rechtsplegingsvergoeding te eisen voor de (gedeeltelijke) vergoeding van de gemaakte advocatenkosten.

Ander nadeel: noch de wet, noch de rechtbank preciseren hoe de openbaarheid van deze uitspraak verzekerd moet worden en of de NKGB of de klagende partij op de hoogte gebracht moeten worden.

2° De rechtbank heeft ook het recht van de bemiddelaar erkend om op te treden rechtens de benadeelde schuldenaar, waarmee ze de interpretatie bevestigt van de Tuchtcommissie die erkende dat het belang dat nodig is om klacht in te dienen niet beperkt is tot enkel de personen (de schuldenaars) die rechtstreeks betrokken zijn bij de zaak.

In het onderhavige geval werd de bemiddelaar die de klacht had ingediend niet echt gesteund door zijn dienst, waardoor men zich kon afvragen of hij niet eerder in eigen naam was opgetreden. De rechtbank oordeelde dat deze vraag geen enkel belang had omdat zelfs een anonieme brief zou hebben volstaan om te leiden tot de opening van een klachtendossier.

Deze uitspraak erkent dat het belang om een klacht in te dienen ruim geïnterpreteerd moet worden en zou een eind moeten stellen aan de systematische betwistingen waarmee de schuldbemiddelaars geconfronteerd werden bij het indienen van een klacht.

3° De rechtbank heeft ook benadrukt dat het niet nodig was om in de klacht de exacte artikels van de deontologische code te vermelden die door de deurwaarder geschonden zouden zijn geweest. Er zij aan herinnerd dat deze vormvoorwaarde vaak gebruikt is door de Nationale Kamer en/of de Tuchtcommissie om de afwijzing van een klacht te rechtvaardigen.

In het onderhavige geval verwerpt de rechtbank de argumentatie van de deurwaarder op basis van deze vormvoorwaarde op grond dat het normaal was dat zulke regels ruim opgesteld worden en dat de deurwaarder punt per punt had geantwoord op de klacht, zodat hij “de grieven die tegen hem uiteengezet werden dus wel degelijk goed had begrepen”.

4° De rechtbank heeft erkend dat de deurwaarder wel degelijk een fout maakte door een inningsrecht te vorderen dat niet verschuldigd was en door niet duidelijk te zijn in zijn afrekeningen.

5° Daarentegen was de Rechtbank van mening dat hier een sanctie niet aangewezen was omdat de ingeroepen fouten geen repetitief karakter hadden. Immers, de rechtbank oordeelde dat

  • elke fout slechts één keer gemaakt werd aangezien de fouten telkens gecorrigeerd werden, zelfs als dit door andere fouten was.
  • het feit dat de fout afkomstig was van het computersysteem en zich dus wellicht ook elders had voorgedaan, niet bewezen was. De Tuchtcommissie had dus “het computersysteem moeten verifiëren” vooraleer de deurwaarder op deze basis te veroordelen.

Dit laatste punt lijkt ons bijzonder ongelukkig omdat dit het feit dat het repetitieve karakter bewezen moet worden vooraleer een sanctie overwogen wordt nog maar eens tot regel maakt.

Want hoe zou een particuliere klager, die per definitie enkel zijn dossier kent, het bewijs kunnen leveren voor dit repetitieve karakter? De bewijslast ligt in dit geval enkel bij de Tuchtcommissie en men kan zich afvragen wat deze had kunnen ondernemen, gezien de afwezigheid van enig wettelijk kader hieromtrent, om het computersysteem van de recalcitrante deurwaarder te verifiëren.

De enige weg om tot een sanctie te komen lijkt dus via gegroepeerde klachten die ingediend worden door belanghebbende verenigingen (zoals het GILS of het Steunpunt). Het is ook niet ondenkbaar dat de Nationale Kamer of de procureur des konings, indien er te veel gelijkaardige klachten zouden komen, zou besluiten om zelf een onafhankelijk klacht daaromtrent in te dienen. Maar in dat geval valt het te betwijfelen of het resultaat van de klacht op een dag gepubliceerd of gecommuniceerd wordt.

Hierna vindt u de uitspraak van de Rechtbank (In het Frans)

Décision du Tribunal de 1ère Instance de Bruxelles du 10/08/2020

Agenda

  • Event Steunpunt
  • Event partner
  • Opleiding

Nieuwsbrief