Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Info & Tools

Schoolkosten (MAART 2020)

Natuurlijk wil niemand in conflict komen met de instelling waar hun kinderen school lopen, maar dat betekent nog niet dat de school zomaar om het even wat, om het even hoe mag claimen. Hoewel we altijd een minnelijke oplossing adviseren, kan elk van de hieronder genoemde voorwaarden worden ingeroepen tegenover een school die haar verplichtingen niet nakomt, alsook voor de rechter mocht de school beslissen om die weg in te slaan.

Een vraag die ons gesteld werd tijdens onze permanenties betreft de inning van schoolkosten en de verjaringstermijn van deze kosten.

Hoewel gratis onderwijs een in de Grondwet vastgelegd recht is, wordt aanvaard dat scholen bepaalde kosten mogen aanrekenen voor, bijvoorbeeld, kinderopvang, warme maaltijden, schoolmateriaal of bepaalde schoolse activiteiten. Het maakt daarbij niet uit of ze al dan niet rechtstreeks verband houden met een onderwijsactiviteit, zolang ze maar in het kader hiervan worden gemaakt [1].

Ondanks de mooie politieke verklaringen aan het begin van elk schooljaar, zijn er maar weinig scholen die helemaal geen kosten aanrekenen aan de ouders. Die laatste worden ook zelden gerust gelaten in geval van wanbetaling. Scholen die het kind niet willen straffen, zien soms geen andere oplossing dan zich tot de rechter te wenden om de gemaakte kosten terug te vorderen.

De invordering van schoolkosten is echter aan verschillende voorwaarden onderworpen:

  • De geïnde schoolkosten mogen nooit betrekking hebben op, noch de toegang tot het onderwijs beperken ; het is daarom verboden om tot het einde van de leerplicht schoolgeld of gelijkaardige kosten aan te rekenen [2]. Deze regel strekt ertoe te voldoen aan artikel 24 §3 van de Grondwet waarvan hoger sprake.
  • Het bedrag van deze kosten mag niet hoger zijn dan de werkelijke kost van de geleverde goederen of prestaties [3].
  • De school moet aan het begin van elk schooljaar een raming geven van de kosten [4] van dat jaar zodat gezinnen hiermee rekening kunnen houden.
  • De inrichtingen moeten rekening houden met de sociale en culturele achtergrond van de leerlingen teneinde aan elkeen gelijke kansen voor sociale, professionele en culturele integratie te bieden [5].
  • De school moet snel handelen aangezien de rechtsvordering tot betaling van de schoolkosten verjaart door verloop van een jaar [6] , te tellen vanaf het einde van het schooljaar waarvoor de kosten worden ingevorderd.

Deze uiterst korte verjaringstermijn vormt een uitzondering op de algemene verjaringstermijn van 10 jaar voor de levering van diensten. Hoewel deze korte termijn normaal gesproken in het voordeel van de ouders speelt, houdt hij ook een gevaar in omdat de school gedwongen wordt sneller nieuwe kosten te maken om de verjaring te vermijden.

Het Grondwettelijk Hof werd onlangs gevraagd [7] om te oordelen of dit verschil in termijnen gerechtvaardigd is en of er geen sprake is van discriminatie tussen scholen en andere dienstverleners.

Het Hof oordeelde dat dit verschil in behandeling gerechtvaardigd is, omdat het zich historisch gezien baseert op een vermoeden van betaling van de schoolkosten alsook op de afwezigheid van enig schrijven waaruit het ontstaan en de vereffening van dergelijke schulden blijkt.

Hier vindt u een link naar een voorbeeldbrief waarmee de verjaringstermijn van één jaar voor schoolkosten kan worden ingeroepen.

Verjaring van de Schoolkosten

Naast de verjaringstermijn die door de schuldenaar moet worden ingeroepen om effect te sorteren [8], kunnen de 4 andere voorwaarden ambtshalve door de rechter worden ingeroepen, zelfs in afwezigheid van de schuldenaar op de zitting [9]. Dit gebeurde in 2019 voor de vrederechter van het 2de kanton van Namen [10]. De rechter verwierp de eis van een school die immers niet kon bewijzen dat zij de ouders op voorhand had ingelicht over de kosten die zij hen zou aanrekenen (voorwaarde nr. 3), en die geen rekening had gehouden met de situatie van het gezin waarvan de moeder in het Rijksregister stond opgegeven als zijn “werkloos” (voorwaarde nr. 4).

[1H.Cass. 28/06/2018, rolnr C.17.0705.N, www.juridat.be

[2Artikel 24 §3 van de Grondwet

[3Arbitragehof 21/04/1992, n° 28/92, 6.B.5. , Rec. P. 323

[4Artikel 100 §6 van het “Takendecreet” van de Franse Gemeenschap van 24/07/1997

[5Artikel 100 §4 van het “Takendecreet” van de Franse Gemeenschap van 24/07/1997 dat verwijst naar artikel 11 van datzelfde decreet

[6Artikel 2272, 3° van het Burgerlijk Wetboek dat voor bepaalde rechtsvorderingen, waaronder die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen, en van andere meesters, tot betaling van het leergeld, een verjaringstermijn van één jaar voorschrijft.

[7GwH 05/12/2019, nr. 199/2019, rol nr. 7063, http://www.const-court.be

[8Artikel 2223 van het Burgerlijk Wetboek dat bepaalt: “De rechter mag het middel van verjaring niet ambtshalve toepassen.

[9Zoals toegelaten door artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek aangezien het gaat om bepalingen van openbare orde.

[10Vred. Namen (2de kanton) 29/10/2019, Journal des Tribunaux n° 6801, 01/02/2020 p.85

Agenda

  • Event Steunpunt
  • Event partner
  • Opleiding

Nieuwsbrief